‘De Tantes’ in Almelo (door A.L.Hoffmann-Idema)
‘De tantes’ waren een begrip bij ons in de familie; Feikje Idema (1887), Ubeldina Idema (1890), Jantje Idema (1894) en Lauwina Idema (1898). Het verhaal gaat dat zij hun moeder Baukje Lourens de Klein op haar sterfbed hebben moeten beloven dat ze altijd bij elkaar zouden blijven en nooit zouden trouwen. Feikje, de oudste van de vier, was toen 25 jaar en Lauwina, de jongste, 13 jaar. Of het waar is weet ik niet, maar zo niet dan is het wel een hardnekkig gerucht.
Ze waren altijd twee aan twee gelijk gekleed en waren dames om te zien. Hoewel ze door hun kleding een eenheid leken, scheen het dat ze elkaar vaak helemaal niet konden uitstaan. In Amerika heeft één van hen onder andere een radioprogramma voor Nederlanders gehad.
Ik liep als klein meisje met mijn moeder in de stad, kende de tantes –die net uit Amerika terug waren- nauwelijks nog (let op mijn jaargang), maar zag twee identiek en excentriek geklede dames lopen, direct voor ons en zie tegen mijn moeder: ‘Mamma, de tantes lopen voor ons.’ Ze waren zo opvallend met hun geblokte swaggers en hun roodgeverfde haren. De gekleurde ruiten staan op mijn netvlies gegrift, ze waren terrakleurig, jagergroen, beige en bruin. Daaronder hoge hakken en nylons, in die tijd echt bijzonder. Je MOEST ze wel herkennen. Ik kan me ook nog herinneren, dat ze vaak zwarte jurken droegen, die versierd waren met kraaltjes als ze op bezoek kwamen. Altijd twee aan twee gelijk.
De swaggers van ‘de tantes’ waren iets langer dan de illustratie, maar wel met grote knopen aan de voorkant en op de rug zo’n ingenaaide punt en dan in een plooi naar beneden, herinnert Adriane zich.
‘De tantes’ hebben na hun terugkeer uit Amerika eerst ongeveer een jaar in Almelo gewoond en daarna nog een hele tijd in Utrecht. Vlak bij mijn zus, die er af en toe wel eens kwam. Later zijn ze naar Oosterhesselen gegaan. Ze schijnen alles te hebben vermaakt aan ‘Pro Juventute’, een door het ministerie van Justitie erkende voogdij-instelling op algemene grondslag. Het waren geen arme tantes. Ze waren heel kunstzinnig, naaiden en borduurden veel, ook voor het Koninklijk Huis, en konden prachtig schilderen. Echt populair waren ze niet, maar ook ongelukkig en onbegrepen, vrees ik. Bijzondere mensen waren het in ieder geval wel; zeker niet alledaags. Mijn moeder vertelde dat ‘de tantes’ na mijn geboorte, vlak voor de bevrijding in 1945, plotseling voor de deur stonden met prachtig geborduurde babykleertjes. Dat ontroert me dan toch wel achteraf, vooral omdat je weet, dat het een moeilijke tijd was om te reizen en om aan spullen te komen.